Atrofie – Het proces waarbij je spieren slinken, omdat je ze minder vaak gebruikt. Komt vaak voor wanneer je niet kunt trainen vanwege een blessure.
Barbell – Een lange stang waar je schijven met losse gewicht op kunt plaatsen.
Bench press – Betekent bankdrukken. Een oefening voor de borstspieren
BMI – Body Mass Index. Een discutabele manier om te bereken of je overgewicht hebt, en de reden dat de krantenkoppen eens in de zoveel tijd schreeuwen dat ‘DE HELE BEVOLKING VEEL TE ZWAAR IS!!’. Je BMI wordt berekend op basis van leeftijd, gewicht en lengte.
Bulken – Hiermee wordt bedoeld dat iemand meer eet, zodat de spieren groter kunnen groeien. Je wordt dus groter. Echter is het niet aan te raden om meer ongezonde dingen te eten (dirty bulk.) Je wil je lichaam voorzien van meer eiwitten en gezonde voedingsstoffen (clean bulk).
Calisthenics – Training waarbij je een kinderspeelplaats en eigen lichaamsgewicht gebruikt om fit te worden. Chin-ups, dips, planks, pull-ups, ga zo maar door.
Cardio – Een vorm van training waarbij de zuurstofvoorraad in het lichaam wordt aangesproken (zoals zwemmen, rennen, fietsen).
Compound oefeningen – Oefeningen die meerdere spiergroepen tegelijk aanspreken, zoals deadlifts, squats en push-ups.
Creatine – Een stikstofhoudende zuur dat meer energie naar de spieren brengt. Essentieel supplement voor spiergroei, en vaak te vinden in de shakebekers van de grote jongens.
Cutten – Tegenhanger van het bulken. Het vetpercentage wordt verlaagd omdat je minder calorieën binnenkrijgt. Zo worden je spieren meer zichtbaar. Dit wordt ook wel droogtrainen genoemd.
DOMS – Delayed Onset Muscle Soreness. De spierpijn die je de dag na je training voelt. Het medicijn? De foamroller.
Drop set – Een ‘drop set’ is een tweede set van dezelfde oefening waarbij je minder gewicht gebruikt zodat je meer herhalingen kunt. Dit wordt ‘trainen voor de pomp’ genoemd. Later meer over dat laatste.
Dumbbell – Een gewicht wat je in je handen kunt houden. Oftewel: een staaf met gewicht aan de zijkant
(tot) Falen – Trainen tot je geen herhaling meer kunt. Als je een drop set doet, ga je door totdat je vorm slecht wordt. Letterlijk: training tot falen.
HIIT – High Intensity Interval Training. Hierbij doe je een training waarbij je op volle kracht gaat in een van tevoren bepaalde tijd. Dan rust je, en ga je weer op volle kracht. Efficiënt, maar vermoeiend.
Isolatie-oefeningen – Het tegenovergestelde van compound oefeningen. Hierbij train je maar één specifieke spier per oefening.
Lats – De lats (eigenlijk: latissimus dorsi) spieren zijn je ‘vleugels’. De spieren op je rug die van je onderrug doorlopen naar je oksel.
Macro’s – Is een afkorting voor macronutriënten: dat zijn eiwitten, vetten en koolhydraten. Het berekenen van je macro’s betekent dat je de consumptie van die drie dingen in gram afmeet. Een kunst die bodybuilders vaak perfect beheersen.
Micro’s – Korte benaming voor micronutriënten. Dit zijn de vitamines en mineralen in voedsel die óók belangrijk zijn (net als macro’s), maar vaker vergeten worden.
One-rep-max – Ook wel 1RM. Dit refereert naar het maximum gewicht dat je één keer kunt doen. Term die vaak wordt gebruikt bij powerlifting.
Plyometrische training – Explosieve oefeningen zoals box jumps. Er wordt veel kracht gevraagd van de spieren in korte tijd (bijvoorbeeld door veel springoefeningen).
PT – Personal trainer.
Pomp – ‘Let’s say you train your biceps. Blood is rushing into your muscles and that’s what we call The Pump. You muscles get a really tight feeling, like your skin is going to explode any minute, it feels fantastic. It’s as satisfying to me as coming is, you know?’ Dit zei Arnold Schwarzenegger. Dus dan is het zo.
PR – Persoonlijk record.
Quads – Quadriceps. Bovenbeenspieren.
Reps – Rep staat voor repetition. Herhaling dus. Met andere woorden: bijvoorbeeld één squat is één rep.
Sets – De verzameling van reps noem je een set. Dus als jij twee setjes van tien reps moet doen, doe je 10 herhalingen achter elkaar, neem je pauze, en doe je daarna nog 10 herhalingen.
Spotten – Als iemand aan je vraagt of je diegene wil spotten, betekent dit niet dat je je verrekijker erbij hoeft te pakken. Als je spot sta je bij de oefening en grijp je in als die persoon hulp nodig heeft.
TRX-kabels – Een dik elastiek dat je vastmaakt aan een hoog oppervlak. De kabel is een handig hulpmiddel bij verschillende lichaamsgewicht oefeningen.
